Met bier en popcorn ‘1917’ kijken – Met dank aan de Heilige Maagd!

2003 Elke avond sinds 1928, élke avond precies om 20.00 uur, wordt bij de Menenpoort ‘The Last Post’ geblazen. In de poort staan de namen van 54.000 soldaten gebeiteld wiens lichamen vermist of niet identificeerbaar waren. Zelfs de luidruchtige groep PABO-studenten waarmee René Domburg en ik op excursie zijn, roeren zich niet. Als ergens de zinloosheid van oorlog duidelijk wordt, is dat hier in Ieper. In 1917 is de hele stad vernietigd. Als je rechtop stond kon je over de ruïnes van de stad heen kijken. Anno nu is bij alle gebouwen het onderste deel van alle muren in de stad donkergekleurd, daar bovenop liggen de lichte stenen van de restauratie. Ieper ziet er heden ten dage heel gezellig uit: smalle straatjes met prachtige Renaissancehuizen. Vanavond gaan we gezellig pintje drinken met de studenten. Maar bijna 100 jaar geleden stierven de mensen hier in de straten als ratten, van de honger en de granaten. In de glooiende velden rond de stad werden de Duitse, Franse en Engelse jongens, eigenlijk kinderen nog, de loopgraven uitgestuurd richting prikkeldraad en vijandelijke mitrailleurs. Wie weigerde werd door de eigen sergeant ter plekke doodgeschoten.

 Ieper 1918

2020 Claude en ik hebben een Movie-Unlimited pas bij Pathé in Hengelo en daar moeten we gebruik van maken! De recensies over de film ‘1917’ zijn veelbelovend dus de kids met chips en cola voor Netflix (“Gezellig dat jullie naar de film gaan!”) en wij in de auto. In de bioscoopzaal verrassend veel jongeren die met bier en grote bakken popcorn in afwachting zijn van een gezellig avondje oorlogsspektakel. De beelden zijn prachtig maar het verhaal volstrekt ongeloofwaardig: de held van het verhaal loopt vrij ongehinderd door de Duitse linies, beleeft een kortstondige romance met een Française en heeft toevallig koemelk in zijn veldfles om een hongerige baby te voeden.

2003 De volgende dag gaan we na een bezoek aan het Flanders Fields Museum met de bus naar Hill 62 net even buiten Ieper. Sommige studenten zijn misselijk van het avondje stappen. Op een lage heuvel ligt een obscuur museum zoals je dat alleen in België tegenkomt. Het bestaat uit een combinatie van café-restaurant, museum-met-afschuwelijke-foto’s en schuur met roestige oorlogsprullaria: prikkeldraadrollen, kapotte helmen, lege (hoop ik!) granaathulzen, etc. Aan de kassa bij de ingang zit een morsige, ongeschoren Belg die nauwelijks verstaanbare klanken voortbrengt. Alleen ‘entree 5 euro per persoon’, spreekt hij duidelijk articulerend uit. Na 10 minuten verdwijnen de eerste studenten naar buiten om hun maag in een van de vers gegraven loopgraven te legen. Na een half uur wil ik weg gaan als de kassameneer mij wenkt en gebaart richting een vitrine met souvenirs. Hij wijst mij op een glimmende, koperen granaathuls. Aan de zijkant is een opening uitgesneden met daarin een beeldje: het is de heilige maagd Maria. Van de granaathuls is een Mariagrot gemaakt. “Origineel uit 1919 en kost maar 500 euro”, zegt de uitbater luid. Ook ik krijg braakneigingen.